Dichtwerk

Op 15 maart 2025 heb ik mijn tweede bundel met Volendamse gedichten gepresenteerd: Béjlde van Vòlledam / Beelden van Volendam. Een bundel van elf gedichten in het Volendams met Nederlandse vertalingen bij beelden van de kunstenaar Jan Stuijt.

De presentatie vond plaats in boekhandel Jan Cas Sombroek in Volendam en werd opgeluisterd door een inleiding van Melle Dotinga, oud-Dichter des Waterlands, en een lied van Harmen Veerman.

Op de contactpagina van deze site staat waar de bundel te verkrijgen is.

Recent werk in het Nederlands

BOOM. JONKERLAANTJE

 

Laat me zien wat jij gezien hebt.

Je was erbij, in jouw cellen

jammert de geschiedenis.

 

Heerlijke huizen aan ’t eind van het laantje.

Zelf was ik jong, net geplant, en nieuwsgierig.

Nieuwe geluiden en geuren, gezichten

met kisten en koffers – Herr Kaufmann, Frau Kaufmann

en later kwam ook nog een jongetje Kaufmann.

 

Ze kwamen van ver en voorgoed. En ze zongen.

 

Tot ze niet meer zongen. Of zachter.

Er kwam een vreemde geur in ’t Jonkerlaantje –

er stierf iets, maar het leefde. Opa

kwam met droge ogen, maar hij huilde.

 

Er moest gezogen. Sjaantje van de buren

zong het stoute liedje voor het laatst.

Daarna gefluister, enkel nog gefluister.

Maar zonder oren hoor je alles.

 

Ze gingen met een koffer, zonder kisten.

Ludwig, Grete. Petertje ging mee.

Geen mens op het balkon. Niemand

zwaaide uit. Ze stapten op de tram.

 

Verboden, maar verplicht. Bij ’t Vuur

wist waar ze woonden. Tot ook daar

de deur dicht

 

Ze bleven weg; het huis was leeg. Verscheurde

snippers briefpapier die niemand

lezen kon. Bomen weggerukt,

ontworteld, weggebrand.

 

Ook ik ben omgehakt, versnipperd

en verbrand tegen de Grote Kou.

De schimmels hebben mij bewaard

om te getuigen.

 

© Sijmen Tol

SCHIETGEBED

God, jongen, je mag wel in je handjes knijpen –

jij hebt maar mazzel dat je niet bestaat.

Ik zou akuut van god los raken als ik

jou was en neer moest kijken

op al die werken mijner handen.

Word jij nou niet driedubbel schizofreen

van steeds maar weer, van steeds maar weer,

van overal jezelf te moeten tegenkomen?

Geen slagveld zonder jou aan beide kanten. Hoe vaak

heb jij al niet jezelf de lucht in laten blazen?

Je houdt er vast een statistiek van bij:

de Grote Masochismelijst. Klopt mijn berekening

dat je in jouw naam al veel meer van je eigen

huizen neer hebt laten halen

dan er overeind staan in de wereld?

Wees maar gelukkig, lieve heer, dat jij

dit niet hoeft mee te maken. Zelfs zonder oorlog

wordt je schepping met jouw naam op ieders lippen

meedogenloos naar god geholpen door opperboer en

olieboorder. Wat een godvergeten teringbende. Amen.

© Sijmen Tol

DONKERE KAMER

Fotoboeken zitten in mijn hoofd

nog ongeopend, nooit bekeken;

een filmrol, onontwikkeld.

 

Op welke zolder zagen wij elkaar,

in welke zomer? Twintig, tweeëntwintig.

Wij waren kinderen,

de kinderen van love en peace en happiness.

Het nieuwe, lichte leven zochten wij.

Wij zagen geen gevaar. We vonden

 

angst, vernedering, verduistering,

een seksbeluste tovenaar.

Op welke zolder vonden wij elkaar

met Hesse en de Mahabharata?

We waren kinderen, geloofden alles.

Verruilden paus en dominee voor tovenaar.

 

Op een lichte zomerzolder lagen

wij met achten naast elkaar,

daarnet nog kinderen. Wij wisten niet

dat ook de eigen vrije keus

kan worden voorgekauwd, dat fuiken

nauwgezet en langzaam worden opgebouwd.

 

We luisterden naar magische verhalen

betoverd door de woorden en de stem.

De tovenaar zat thuis; zijn fuik moest groeien

en groeide in ons mettertijd.

De zomernacht heb ik bewaard als foto.

Vanavond wordt het negatief belicht.

 

© Sijmen Tol

Iets over mezelf

Ik ben slavist, dichter en Volendammer, in willekeurige volgorde. Ik ben overigens ook broer, koorzanger, en nog veel meer. Mijn eerste gedicht verscheen in 1968 in een schoolkrantje maar pas twintig jaar later begon ik mijn eigen dichtwerk serieus te nemen. En vanaf 2005 wissel ik het Nederlands soms af met mijn andere moedertaal, het Volendams.

Ik heb 34 jaar in Gouda gewoond, vanaf 1988 samen met Frouwkje Zwanenburg. Samen maakten we deel uit van de dichtersgroep Gheraert Leeu en hebben we meegewerkt aan tentoonstellingen waarin beeld en poëzie  gecombineerd werden. Een aantal van mijn gedichten zijn in de loop der jaren gepubliceerd in verzamelbundels, onder andere in de bundel
“Daar begint de poëzie (de 100 beste gedichten uit de Turing gedichtenwedstrijd 2013)” en in “De eerste bloemlezing van de Nederlandse poëzie (101 gedichten uit het Koninkrijk van 1945 tot nu)” die in 2022 verschenen is onder redactie van Tsead Bruinja.

Sinds 2009 wonen we in Edam en ook hier ben ik weer lid van een dichtersgroep.